Kerstdis met een knipoog
Dat was me er eentje! Jan Schaafsma, voormalig wethouder in Leeuwarden. Stond mede aan de wieg van het Noordelijk Filmfestival in 1976 las ik onlangs. Dat wist ik niet. Hij was een no-nonsense man. Zette destijds gewoon zijn eigen secretaresse aan de kassa. Dat tekende zijn pragmatisme. Hij was in die tijd ook mijn wiskundeleraar op de RSG aan het zaailand. Zeer markant persoon. Ook letterlijk. Liep altijd parmantig met zijn enorme buik ver voor zichzelf uit. Wiskunde is helaas voor mij algebracadabra gebleven. Mijn examen heb ik met de hakken over de sloot gehaald omdat ik kansberekening wél snapte. Daarom doe ik nooit aan loterijen mee, tenzij deze uitsluitend een goed doel nastreven. Dan wint het charitatieve aspect het van de ratio.
Meneer Schaafsma gaf altijd onverwachte repetities. Dwong jou je zaakjes bij te houden. Maar kon ook zomaar een heel lesuur honderduit vertellen. Over zijn voorliefde voor Engeland en over lekker eten natuurlijk. Dan hingen we aan zijn lip, want in ieder geval ontliepen we een proefwerk. Hij kon prachtige verhandelingen houden over vrouwelijk koopgedrag, hield van statements maar kon ook zeer grof uit de hoek komen. Tegenwoordig zou hem voor menig racistisch mopje zeker een schorsing boven het hoofd hangen!
Zijn tactiek om zelf aan tafel nimmer tekort te komen is me ook altijd bijgebleven. Hij had ooit op een slachthuis gewerkt en begon daarover beeldend verhalen op te hangen als hij inschatte dat de dis qua hoeveelheid wel eens wat karig uit zou kunnen vallen. Zijn tafelgenoten bliefden dan al gauw niet meer en zo kon hij zichzelf tegoed doen. Vandaar die dikke buik natuurlijk. Tijdens mijn studie heb ik die les ooit eens uitgeprobeerd.
Ons vakgebied leent zich bij uitstek voor het opdissen van eetlustontnemende banaliteiten. Niet minder dan op een slachthuis, al is de onmiskenbare geur daarvan evenwel moeilijk te overtreffen. Maar verhalen zijn per definitie toch uitsluitend beeldend. Wanneer een relaas over abcessen, darmen of maden smeuïg verteld wordt, werkt dat wel afdoende. Daar hoeft geen nasale beleving bij. En bloed natuurlijk, liefst veel bloed, dat doet het ook prima. Een voormalig buurman van mij is ooit al bij de aanblik van een foto op zijn computerscherm onderuit gegaan. Zijn vrouw trof hem in katzwijm aan. Op zijn flatscreen was te zien hoe ik een kalfje uit de flank van een koe tevoorschijn haalde. Dat was al voldoende.
Operatieverhalen doen het zonder uitzondering goed. Hoe rigoureuzer c.q. enger, des te groter is de uitwerking ervan. Wanneer bijvoorbeeld een oog niet meer te redden is, moet het er helemaal uit. Hoe dat gaat? Wel, allereerst worden de oogleden aaneen gehecht. Dat moet je goed strak doen, anders werken de hechtdraden namelijk als een eiersnijder over de oogbol. En dat is niet de bedoeling, want we willen het oog heel en op spanning houden. Dan is het makkelijker in zijn geheel te verwijderen. Vervolgens wordt een huidsnede rondom de gesloten oogspleet gemaakt en de hele oogbol onderhuids uit de oogkas los geprepareerd. Inclusief de traanklier, want die is immers niet meer functioneel. Dwars door de spiertjes waarmee de oogbol kan worden bewogen wordt langzaam naar de oogzenuw in de diepte geprepareerd. Als die laatste hoofdkabel tenslotte wordt doorgesneden lijkt er heel even kortsluiting te ontstaan. Hoe diep een dier ook onder narcose is, dit is vaak, zij het heel kortstondig, zichtbaar pijnlijk voor het beest. In beeld en soms zelfs in geluid. Tot slot verdwijnt een gaasdrain in het gapende gat en worden de nieuwgevormde oogleden aaneen gehecht met een soort bumpertje van huid, wat ietwat naar voren steekt als stootkussen. Vaak kan ik het niet laten om het uitgepelde oog nog even open te snijden, nieuwsgierig als ik ben naar de oorzaak van het ziektebeeld. Bovendien is het steeds weer reuze interessant die magnifieke anatomie van dit ingenieuze orgaantje te bewonderen. Na drie dagen wordt de drain verwijderd en drie weken later is de wond gladgestreken en begint het afgeschoren haar alweer te groeien. Ik leg de baas altijd uit wat ik ga doen of gedaan heb, maar soms stagneert dat relaas al bij de eiersnijder. Nadere explicatie is dan niet verstandig omdat het gelaat al wit wegtrekt…
Dat ogen de eetlust kunnen bederven was ik in mijn studententijd al gewaar geworden. De anatomieles voltrok zich destijds in meer dan een zweem van formalinegeur. Dat kon niet anders want de preparaten moesten toonbaar blijven en niet aan de vergankelijkheid worden overgelaten. De damp van dat conserveringsmiddel was niet alleen misselijkmakend, het was sowieso ongezond. Maar als je er maar lang genoeg in verkeerde, wende het wel. Zodanig dat je aan het eind van de dag zelfs wel eens door meligheid bevangen werd. We hadden practicum van de koeienkop gedaan. Ik had van een groot aantal koppen alle ogen verzameld en in een plastic tasje mee naar mijn studentenhuis gesmokkeld. Daar bivakkeerde ik met een zestal lotgenoten van diverse pluimage. Respectievelijk een sociaal geograaf, een bioloog, een psycholoog en een journaliste in spe en daarnaast nog een paar talenstudenten. We aten vaak gezamenlijk, dat was wel zo gezellig. Zeker met hoogtijdagen.
Het liep tegen Kerst. De kerstdagen zelf vierde iedereen thuis, maar die bewuste avond zouden we een soort alternatief kerstmaal met elkaar nuttigen. En dan niet uitgebreid en bijzonder, maar lekker gewoon boerenkool met worst en spekjes. Wel heel sfeervol met kaarsen, een mooi aangeklede tafel en een klare wijn. De atmosfeer was haast sereen toen we aan tafel schoven. Gezelligheid kende geen tijd en een beetje jolig werd de stamppot opgeschept. Als altijd was er een levendige conversatie. Iemand vond dat er ook best zoetzuur bij de maaltijd paste zodat de grote voorraadpot uit de koelkast werd gehaald. Meteen voelde ik mijn hartslag omhoog gaan. Die pot had daar al een week onaangeroerd gestaan en juist nu kwam ie op tafel. Wat een timing! Maar vooralsnog gebeurde er verder niks. Het gesprek ging onverstoorbaar door en smakelijk zetten we ons aan de eenvoudige doch voedzame maaltijd. Zelf nam ik niet erg deel aan het gesprek maar wachtte gespannen af.
Plotseling kwam er een gesmoorde kreet van de bioloog. Ongeloof maakte zich van hem meester. Zijn laatstgenomen hap viel hem uit de mond. Hij herkende onmiddellijk onmiskenbaar de contouren van een groot oog. Vanuit de grote pot op de tafel werd hij aangestaard, zo leek het. Het oog gluurde hem priemend tussen de uitjes en augurken door recht in zijn eigen ogen. Bijna vloekend rees hij overeind. Want als je goed keek, waren er nog meer. De rest keek niet begrijpend van hem naar de glazen pot en vice versa. Totdat één van hen de pot greep en opende, toen brak de hel los…
Het was nog erg lang onrustig op de etage. Ik heb vreselijk op mijn falie gehad. Zelf ben ik ook eigenlijk nauwelijks meer aan eten toegekomen. Uiteindelijk schoot de grap zijn doel dus totaal voorbij. Maar ik weet vrijwel zeker dat meneer Schaafsma er smakelijk om zou hebben gelachen.
Uiteraard wens ik, mede namens mijn collegae en onze eega’s, een ieder bijzonder sfeervolle en vredige kerstdagen toe. Mocht bovenstaande studentikoze grap de lust tot het verorberen van het kerstmaal geheel hebben weggenomen, dan is dat jammer. Maar heus niet erg. Meestal wordt er namelijk tijdens de kerstdis toch maar veel teveel gegeten. En dat is per definitie ongezond. Zeer ongezond zelfs. Geef het overgeblevene dan in vredesnaam niet aan de hond. Teveel is voor hem namelijk ook helemaal niet goed.
Kerst 2008