De handvleugeligen

Menno WiersmaCOLUMNS

De eerste twee weken van de afgelopen zomermaand zijn mijn vrouw en ik op vakantie geweest naar Engeland. Onze beide Labradoren waren mee en we hebben een prachtige reis gemaakt waarover ik ellenlange verhalen zou kunnen optekenen. Dat doe ik echter niet, maar mocht je wel nieuwsgierig zijn dan is het een en ander daarvan op Facebook te vinden. Ik vis er evenwel een opmerkelijke ervaring uit die mooi aansluit bij het gesprek dat ik met Bartle de Leeuw had over het eigenaardige fladdervolkje van de handvleugeligen (Chiropera), de vleermuizen. We zaten eerst een week in de Yorkshire Dales, de streek van mijn wereldberoemde collega James Herriot, en de tweede week hebben we doorgebracht in Low Wood in het Lake District. Vooral op die laatste plek zag ik vleermuizen in overvloed. Hoewel ik geen deskundige ben om de verschillende soorten te onderscheiden, had ik wel degelijk in de gaten dat daar een grote verscheidenheid rondfladderde!

Ik heb in Engeland geprobeerd om vleermuizen te fotograferen; dat valt niet mee …

Het woord ‘vleer’ komt van het Middelnederlandse woord ‘vlederen’ dat fladderen betekent. Dit woord doet enigszins onbeholpen aan, toch zijn vleermuizen de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. En dat doen ze juist erg soepel en behendig met een wiekslag van een hoge frequentie zodat het eruitziet als gefladder. Een wonderlijke evolutie heeft dit kleine beestje doorgemaakt, waarvan er in ons land een kleine twintig soorten voorkomen. Bartle komt hiervan in het noorden hooguit acht of negen tegen.

Uiteraard heb ik mijn gesprek met Bartle op een avond als het begint te schemeren zodat we het fladdervolkje daadwerkelijk in actie kunnen zien. Sinds een jaar of zeven heeft Bartle zijn eigen bedrijf ‘Flora & Fauna Onderzoek’ dat ecologisch advies geeft. Mijn gesprekspartner kan bijvoorbeeld worden ingeroepen door It Fryske Gea om de biodiversiteit van planten in beeld te brengen. Maar ook door boeren om aan te laten tonen of ze in aanmerking kunnen komen voor beheersubsidie. Dit heeft alles te maken met de nieuwe Wet natuurbescherming uit 2017, voorheen bekend als de Flora & Faunawet, die tegenwoordig onder de Omgevingswet valt. Ten aanzien van de fauna kunnen ecologisch adviesbedrijven ook worden benaderd door particulieren of woningbouwverenigingen die willen verbouwen of slopen. Er moet dan hoofdzakelijk worden nagaan of er vleermuizen aanwezig zijn voordat er geïsoleerd, gerenoveerd of afgebroken kan worden. Zwaluwen en mussen worden tegelijkertijd meegenomen in zo’n onderzoek. Als die worden aangetroffen, moeten er maatregelen worden genomen, zodat de dieren na verbouw of renovatie weer terug kunnen keren. Voor ieder project moet er minimaal vijf keer geïnventariseerd worden, tweemaal op avond en driemaal vroeg in de ochtend. En soms in de herfst ook nog eens tweemaal op een avond. Nachtwerk voor Bartle dus!

Echte natuur heeft Fryslân eigenlijk niet meer; het is tegenwoordig vrijwel allemaal cultuurlandschap. Wat dat betreft is het met de vleermuizen al net zoals het de weidevogels vergaat. Tot en met de jaren zestig van de vorige eeuw hebben boeren met hun manier van werken het land erg geschikt gemaakt voor kieviten en grutto’s, terwijl er door de huidige werkwijze van de melkveehouderij bijna geen plek meer is voor de ‘kening fan de greide’. Zo waren er in alle oude kerken en gebouwen voldoende naden en kieren om te schuilen voor het fladdervolkje. Het zuiniger omgaan met energie zorgt ervoor dat burgers elk gaatje dichtsmeren in hun woningen. Vaak is dat ook het grote verschil met Engeland. De bouwwijze met veel natuursteen op het platteland is daar heel anders dan hier en bovendien zijn de Engelsen slordiger in het opruimen van bouwvallen dan wij. Er staat nogal wat in verval en dat zijn bij uitstek mooie schuilplaatsen natuurlijk.

Dan weer terug naar het interview. Het begon schemerig te worden en spoedig zagen we de eerste gewone dwergvleermuis tevoorschijn komen. Bartle laat op zijn detector horen dat het klopt. Door het signaal dat de vleermuis afgeeft in een lagere frequentie af te spelen kun je dat horen. Elke vleermuissoort heeft namelijk zijn eigen tonen op een zeer hoge frequentie die buiten ons eigen gehoor liggen. Ook al zie je de vleermuis niet, met dat stukje techniek kun je deze toch gewaar worden. Ik herinner me nog heel goed dat er vroeger in de avond veel meer vleermuizen te zien waren boven onze tuin dan tegenwoordig. Wij hadden het idee dat die zich overdag vooral in de bouwval van oud-buurman Franke Kuperus schuilhielden. Als jonge jongen probeerde ik ze dan met een bal in een sok te vangen. Door die omhoog te gooien, kwamen ze er meteen op af fladderen. Het was dan uiteraard de bedoeling dat ze in de sok bleven hangen en op de grond terechtkwamen. Gelukkig lieten ze zich bijna nooit in de maling nemen. Bartle glimlacht en herkent dit spelletje van weleer.

Vleermuizen hebben wel ogen maar zien erg slecht. Hun ‘beeld’ van de omgeving wordt gevormd door de geluidssignalen die ze zelf maken en ook weer terug ontvangen. Net als echoapparatuur op schepen werkt of zoals ik zelf ook als dierenarts gewend ben met scandiagnostiek. Zo kunnen zij hun weg vinden en tevens hun prooi te pakken krijgen. Die buit bestaat voornamelijk uit insecten. Bartle weet te vertellen dat het scala aan geluiden waarschijnlijk nog veel groter is dan wij ook maar kunnen vermoeden. Zo is hun communicatie in de paartijd bijvoorbeeld opvallend anders! We vervolgen ons gesprek terwijl we door het dorp lopen en opeens komt er een grotere laatvlieger voorbij. De detector laat nu inderdaad een heel ander geluid horen dan bij de dwergvleermuis.

Hier geeft Bartle uitleg over de detector

Met zijn onafscheidelijke sigaartje in z’n mond vertelt Bartle mij meer wetenswaardigheden. De gewone dwergvleermuis komt hier verreweg het meest voor. Verder ook de ruige dwerg-, de water- en de meervleermuizen; de rossige (vroegvlieger) is daarentegen zeldzaaam. De paring vindt plaats in de herfst. En de mannetjes zijn bepaald niet monogaam; soms houden ze er een heel harem op na! De vrouwtjes bewaren het zaad in een speciale klier omdat het bevruchten pas veel later plaatsvindt. En deze houden hun winterslaap ergens anders, niemand weet eigenlijk precies waar. De mannetjes blijven hier wel en slapen de hele winter in oude gebouwen of holle bomen. In het voorjaar vormen de dieren dan vaak weer samen een kolonie. Van half mei tot half juli wordt meestal maar één jong geboren. Nesten maken vleermuizen niet en de jonge spruit moet zomaar ergens hangen of vliegt aangeklampt aan moeders met haar rond …

De gewone dwergvleermuis

Tenslotte komt ook nog even hondsdolheid ter sprake. Sommige laatvliegers en meervleermuizen zijn drager van het lyssavirus dat rabiës of hondsdolheid kan veroorzaken. In ons land is dat nog nooit voorgekomen, maar er is wel een protocol waar ik zelf als dierenarts meermaals mee geconfronteerd werd. Als honden of katten met een vleermuis in aanraking zijn geweest, moeten ze meteen tegen rabiës worden ingeënt. Mensen die contact met een vleermuis hebben gehad gaan vaak het medische circuit in. Bovendien moet de vleermuis in kwestie ook worden ingestuurd voor nader onderzoek. Bartle schat het risico overigens laag in. Toch hebben de meeste mensen misschien een beetje afkeer van de handvleugeligen. Die associatie vindt zijn oorsprong wellicht in griezelfilms met bloedzuigende vampiers. Gelukkig komen die hier niet voor …

Bartle is hobbymatig met veel plezier het fladdervolkje begonnen te detecteren en doet dat nu als zzp’er ‘beroepshalve’. Onlangs heeft hij nog een dorpsgenoot opgeleid om ecologisch onderzoek te doen. Het overbrengen van kennis is de oud-leraar van de landbouwschool niet verleerd en dat maakt de cirkel dan weer rond!

Juli 2025