Antivries is antihond: “Na zdoróvje!”
Voordat de mensen met Lars zouden arriveren keek ik vlug eventjes op het internet. Mogelijk waren er nieuwe inzichten of moderne therapieën waar ik geen weet van had. Inderdaad! Ik trof op diverse sites het advies om de hond zo snel mogelijk een borrel te geven. Omdat je vooral niet meteen moet geloven wat er met Google boven komt drijven, heb ik vervolgens het Nationaal Vergifcentrum gebeld. Was ik sowieso toch al van plan. Maar daar werd de dranktherapie bevestigd.
Lars is een jonge bastaard bouvier, volop in de puberteit. Hij had in de werkplaats een jerrycan gevonden en was daarmee gaan stoeien. Lars kreeg de dop niet los, maar zijn gebit was sterk genoeg om het plastic lek te knagen. De bazin vond hem midden in een plas antivries, welke hij met smaak aan het oplikken was. Antivries is zoet en daardoor aantrekkelijk voor een hond. Boosheid maakte plaats voor lichte paniek. Zou het kwaad kunnen? De baas dacht van wel en zo werd onze praktijk gebeld. Gelukkig maar, want het kan heel erg kwaad: antivries is antihond. Eerst wordt een hond vreselijk misselijk, een natuurlijke reactie om de rotzooi uit te braken; maar veel ernstiger is het desastreuze nierlijden op de langere termijn.
Lars mankeerde nog helemaal niets toen ie bij mij thuis in Reduzum arriveerde. Des te beter: het gif bevond zich waarschijnlijk nog in zijn maag. Eerst kreeg Lars een paar boterhammen om wat extra maagvulling te creëren, zodat hij beter zou gaan braken. Hij schrokte ze naar binnen alsof ie de hele dag nog niet gegeten had. Vervolgens dook ik onze kelder in om een borrel voor hem te halen. Niet mijn geliefde ouzo, dat vond ik zonde. Ook de jenever die mijn schoonvader pleegt te drinken liet ik staan. Ik griste een fles wodka mee. Alleen voor zeer bijzondere gelegenheden wordt die wel eens misbruikt; zelf hoef ik dat Russisch destillaat niet zo nodig. Eén borrel per tien kilo was mij aangeraden. Nou, dat eerste glaasje vond Lars niet bepaald een succes. Met een klein flesje ging het vervolgens beter. Tenslotte vlug de injectie gegeven om braken op te wekken. Binnen afzienbare tijd was Lars kotsmisselijk.
Toen de maag leeg was togen we naar onze praktijk in Grou. Maagspoeling moest de laatste restjes antivries verwijderen. Onderweg reed er een politiewagen achter me. Hoe geloofwaardig zou mijn verhaal klinken als ze me aanhielden? Met een fles wodka en een romer op de stoel naast me? Er hing ook nog eens een zweem van alcohol om me heen want van dat eerste glaasje was meer in mijn kleren terecht gekomen dan in Lars. Gelukkig moesten ze me niet.
Waarom die sterke drank eigenlijk? Alcohol is toch ook slecht voor een hond? Klopt, maar minder erg dan antivries. En zolang het lichaam bezig is alcohol af te breken laat het de antivries redelijk ongemoeid. Dat wordt uitgeplast zonder grote schade aan te richten terwijl het beest hooguit wat in een beschonken toestand kan geraken.
Aangekomen op de praktijk werd Lars onder zeil gebracht om zijn maag te spoelen. En verdraaid: boven op het spoelwater bleef een ietwat gekleurde waas achter teneinde mij ervan te overtuigen dat deze hele sessie zinvol was geweest. Een laatste borrel door de maagsonde completeerde mijn ‘behandeling’. Nog dezelfde middag mocht Lars naar huis met een zeer merkwaardig recept: het hele weekend twee maal daags een borreltje. Toen hij de praktijk verliet kon ie het pad niet helemaal recht houden. Het was onduidelijk of de drank dan wel de narcose daaraan debet was…
Als ik dit verhaal een week later in mijn kantoortje opteken zit Vladimir naast mij. Een jonge kater van driekwart jaar die in een onbezonnen moment niet snel genoeg voor een auto langs kwam. Gelukkig niets gebroken, maar wel een enorme hersenschudding opgelopen. Zijn oogjes schieten snel heen en weer, nystagmus noemen we dat. Maar zijn wil om te overleven is groot! Ik heb hem injecties gegeven tegen de pijn en de zwelling in zijn koppie. Hij probeert te spinnen als ik hem even aanhaal. Normaal zitten patiënten niet bij mij thuis in mijn kantoor, maar Vladimir nu even wel. Kan ik hem beter observeren en bovendien is het er lekker warm. Meer kan ik nu niet doen. Of wel? Ik loop naar de kelder en schenk een wodka in. Voor mezelf, waarom ook niet. Met Lars gaat het gelukkig goed, nu deze patiënt nog. Ik breng een toost uit op Vladimir: “Na zdoróvje!”. Wie weet of het helpt? En wiens kater zou morgen het grootst zijn?
Februari 2007