Beestenbelang

Menno WiersmaCOLUMNS

De grijze gaat mij geregeldweg over de grauwe. Ik lees somtijden stukjes in de krant; ze hebben een verscheurend klein beetje om het lijf. Krekt zo min als de meeste mensen bij zomerdag als het tenminsten wakker mooi weer is, dus als Piet P. zegt dat het korte-broeken-weer wordt. Zo is het bij ons in de praktijk al krektgelijk want je scheurt je bij tijden de buisen uit. Wat er zoal bij ons binnenflodderen komt, je wilt dat niet half weten. Al hoe neer het weer ook is, wij lopen er zelf maar krees bij in de lange broek met een boesgroentje of zozowat met het zweet op de rug en ons armsholtehaar stijf van het ruikersgoed. En dat allegaar in het beestenbelang!

Ik weet nog goed dat een stuk of wat jaren verleden een jong vrouwmensje uit de Schrans met haar poesje geregeld bij ons over de vloer kwam; ze was nog niet binnen of haar man belde om te vragen of zijn vrouw al bij ons aangekomen was. Het vernuiverde ons okkerjaars altijden al wat. U vaaks wat minder als ik verklap hoe zij gekleed was. Nou, gekleed? Haar voorkomen, haar ‘Harries’ zoals Georgina V. wel zeggen zou, puilden uit een soort van topje dat stiekumweg overliep in een jurkje, maar dan eigenlijk zonder rok. Dan snapt u wel wat ik bedoel, denk ik. Begrijp me goed, het was verrekte dreeg en hou al je aandacht bij haar poesje. En dat mankeerde trouwens meestentijds ook nog eens niks. Als zij dan al lang en breed weer weg was, belde haar man opnieuw om te vragen of ze alweer onderweg naar huis was. Aan de andere kant, het zou voor haar toch maar behelpen geweest zijn met ons beestendokters. Meestentijds hangt er toch een dierlijke reuk gemengd met ontsmettingsmiddel om ons heen, hoe wij ook bezoeken om dat voor te komen . Dus begrijpen deden we het niet. Bovendat, we waren allegaar al voorzien. Nu lijkt het wel dat wij het voorkomen wichtig vinden maar meestentijds vernemen wij niet eens of men er eptig of suiterig bijloopt. Wij hebben ommers het meest oog voor  de belangen van het beest. Gelijkwels op het stuit dat een warm spreekuur op zijn eind loopt, stropen wij de lange broek uit en luiken gauw de korte aan. En als het echt de spuigaten uitrent met de hitte, we hebben nog niet de euvele moed gehad en schaf een ‘airco’ aan, dan opereren wij zelfs in de blote bast. Dat omstruipen verloopt wel eens wat onhuirig en onze vrouwlui is dat maar min naar het zin nog afgezien van het ‘strippen’ zelf want dan ligt er midden in de gang een sportbroekje binnenstebuiten in het bijwezen van een klant. Laatsten gebeurde dat nog. De collega die het aanging werd nuiver te kakken gezet: met de kermis werd recht voor zijn glazen het aangaande broekje binnenstebuiten om een paal gezet met het zicht recht in het kruis van het ballennetje. Het spreekwoord kon niet beter opgaan. En zo hebben wij elkaar wel eens te veter, maar dat moet kunnen, is het niet zo?

Namens het Beestenbelang Reduzum-Grou, Menno J. Wiersma

Naschrift: Het naait er wel eens uit bij ons op de praktijk. Krekt zo als in Bokwerder Belang, een column in de krant van de hoofdplaats in de zeventiger jaren, geschreven door wijlen Rink van der Velde, de vernaamde Friese schrijver. Op de middelbare school moesten wij toentijds als Friese plattelandsjongelui zijn stukjes overzetten in geef Hollands. Met een machtig veel wille heb ik het malle vel aangetrokken en nu bezocht dit andersenom te doen. Tegelijks wou ik het komkommernieuws van zomerdag de gek aansteken. Het is mij alleen niet geslaagd zulke akelig lange zinnen te maken gelijk Wabbe Wisses Rzn dat kon…

Juli 2005

Mijn collega stond voor paal en zijn poes zat erbij.