De handtekening van Kroes

Menno WiersmaCOLUMNS

Als bistedokter ben ik wel op schaatsen naar de afgelegen Roekeboer op it Eilân bij Goaijingahuzen voor een verlossing geweest. In de ene hand de verloskoffer, in de andere de operatietas. Pure romantiek! Prachtig vond ik dat. Helaas ben ik een hakkenkruk op schaatsen; absoluut geen talent en slappe enkels. Als er echter een toertocht geschaatst kon worden was ik van de partij. Echt magnifiek om in winterse sferen de Princenhoftocht te volbrengen door de Oude Venen. Na zo’n 40 km schaatsen en klunen scheerden de binnenzijden van mijn enkels evenwel over het ijs en was de koek wel op en een zopie gewenst. De Elfstedentocht was dus niet voor mij weggelegd…

Mijn jongere broer Tom is uiteraard uit hetzelfde hout gesneden. Hij schafte noren aan met van die hoge, stijve schoenen. Ik vond dat ze je teveel in de bewegingsvrijheid beperkten hetgeen erin resulteerde dat het leek of je ‘met de broek vol’ schaatste. Dus die liet ik aan me voorbij gaan.

In de winter van 1996 trof ik op het ijs bij Ûlesprong bij toeval Hotse, een boer bij ons uit de praktijk. Hotse is net zo’n liefhebber als ik, doch behept met hetzelfde manco. Hij had zich door een uitvinder in Ee beugels laten aanmeten. Die moesten op de noren worden gemonteerd om je enkels van steun te voorzien, zonder dat ze jouw voor-achterwaartse beweging beperkten. Hij zwoer erbij! Dus toog ik naar Ee. Vanaf de allereerste keer met beugels schaatste ik me de zevende hemel in. Nu kon ik pas tochten schaatsen! Overmoedig werd ik per direct lid van de Elfstedenvereniging.

De winter daarop vroor het nog steviger. Toen voorzitter Henk Kroes op 2 januari ‘It giet oan’ aankondigde, kon ik mijn geluk niet op. Ik was namelijk dat eerstvolgende jaar meteen ingeloot! Vergelijkbaar met de mazzel die ik destijds met het inloten voor de studie diergeneeskunde had ondervonden. Mijn hoge lidmaatschapsnummer resulteerde uiteraard wel in de late starttijd van pas tien uur op die roemruchte 4 ͤ  januari. Het zou een hele koude kluif worden.

Manmoedig ging ik van start. Op de Swette werd ik bij Reduzum door dorpsgenoten luid aangemoedigd. Het ging me voorlopig voor de wind. Op de Luts haalde ik broeder Tom in die drie kwartier eerder was gestart. Ik was bij ons in de praktijk de eerste die over een mobiele telefoon beschikte. Die had ik uiteraard mee. In Stavoren had ik voor het eerst en meteen ook het laatst even contact met het thuisfront, daarna haperde de Nokiabatterij van de kou.

Nu werd het menens tegen de straffe noordooster. In steeds wisselende groepjes belandde ik in Bolsward. Halverwege! Ik gunde me daar een lange rustpauze en deed me tegoed aan snert en meegebrachte eetwaar. Poeh, ik kon daarna maar moeilijk de slag opnieuw te pakken krijgen. Zoveel oefenkilometers had mijn drukke praktijk me niet gegund. Ik moest terugvallen op mijn basisconditie van jarenlang als schooljongen door weer en wind te hebben gefietst.  Nabij Arum trok ik een tijdje met een leuke kompaan op. Hij vond me echter niet meer interessant toen ik ventileerde dat ik vooral genoot en alles wat er nog kwam als bonus beschouwde. Hij ging uitsluitend voor finish op de Bonke…

Vanaf Harlingen was er weer vooral tegenwind. Het begon donker te worden en ik vond het lang duren eer ik Franeker in het vizier kreeg. Maar dat was nog niets in vergelijking met het stuk over de blikfeart naar Âlde Leie dat daarna volgde! Ik was ervan overtuigd dat ik in Bartlehiem van het ijs zou worden gehaald. Maar wie schetste mijn verbazing toen ik daar wel richting Dokkum werd gedirigeerd? Op de Dokkumer Ee deed ik uitsluitend zelf kopwerk, mijn volgers konden niet meer overnemen…

Het thuisfront had ondertussen bezorgd bij de organisatie gebeld of er ook rijders onderweg in het riet waren aangetroffen. Gelukkig werd ik door mijn eega op de TV gesignaleerd in het schijnsel van de stadsverlichting. Ik bleek vijf minuten voordat de post in Dokkum sloot af te stempelen. Pas op dat moment begon ik er zelf in te geloven de Bonke te gaan halen. De rest was immers voor de wind! Als een bezetene ben ik in mijn uppie over de Ee gesjeesd. Een paar keer onderuit in scheuren en onderwijl gunde ik me zelfs geen tijd om nog wat te foerageren. In een zucht was ik terug in Bartlehiem. Daarna ging bij mij op de Âldtsjerkster Feart het licht uit door opnieuw die schrale oostenwind en hongerklop. In Âldtsjerk werd me te verstaan gegeven dat ik het restant rustig kon uitrijden, maar dat ik de finish niet meer voor twaalven zou halen. Over de Moark zag ik steeds in de verte de felle lampen op de Bonkevaart. Ik zat achteraf in het clubje dat voor het oog van de camera’s werd neergezet als  de ‘teleurgestelden’ die het net niet gehaald hadden. Zelf voelde ik dat niet zo. Geen kruisje uiteraard. Maar dat loste ik op door om kwart over twaalf even het eindinterview van de NOS met Henk Kroes af te wachten. Daarna schoot ik de voorzitter aan met de vraag of hij in het laatste lege stempelvakje zijn handtekening kon zetten. Dat deed hij met plezier. Zo haalde ik precies vijfentwintig jaar geleden nota bene de journaalbeelden. En het vervult me nog steeds met trots dat ik de vijftiende Elfstedentocht volbracht heb! Ik koester de herinnering omdat ik mezelf de tocht der tochten niet meer zie schaatsen…

Januari 2022