De insluiper

Menno WiersmaCOLUMNS

“Pssst…., ik hoor wat….” Ik schrok wakker uit een diepe slaap. Fluisterend herhaalde mijn eega: “Ik hoor beneden iets.” Nu hoorde ik het duidelijk ook. Er was recht onder ons in de bijkeuken lichtelijk gestommel. Meteen was ik klaarwakker. Het was nog pikdonker en ik keek op de wekker. Kwart over vier. Ik weifelde, maar besloot toch poolshoogte te gaan nemen.

Vlug trok ik m’n badjas aan en schoot in mijn slippers. Ben al niet zo’n held op sokken… “Menno, pas wel op hoor!”, hoorde ik mijn vrouw zachtjes, doch enigszins paniekerig manen. Nou, dat stimuleerde enorm!

In sluipgang schreed ik de trap af. Greep de paraplu uit de bak achter de voordeur (ik ben tenslotte Oscar Pistolius niet) en sloop geruisloos door de keuken naar de deur van de bijkeuken. Mijn rikketik bonsde in m’n keel, maar ik hoorde daar op dat moment echter niks meer. Heel voorzichtig pakte ik de kruk vast en met een enorme brul zwaaide ik de deur open.

Het maanlicht scheen door het bijkeukenraam naar binnen en in een flits zag ik een tenger silhouet met lang, sluik haar om de hoek in de richting van de Cv verdwijnen. Luid schreeuwend vloog ik de bijkeuken binnen. Meteen daarna voelde ik de insluiper weer langs mij heen terug vluchten naar de nis achter de wasmachine. Op de tast zocht ik de lichtknop en floepte de lamp aan.

Blijkbaar was ik zo stil naar beneden geslopen, dat zelfs de hond niks gemerkt had. Maar door de enorme consternatie die ik aan het maken was, kwam ze mij heldhaftig te hulp. Met al haar nekharen in de strijdstand en vervaarlijk grommend wierp ze zich onvoorwaardelijk boven op de insluiper. Die schreeuwde moord en brand, ontworstelde zich en rende weer terug naar de Cv-ketel. Ik riep de hond weer bij me, want ik wilde beslist niet dat zij letsel op zou lopen. En we waren immers toch al duidelijk aan de winnende hand. De nachtbraker kon in de blinde paniek de uitgang blijkbaar zo gauw niet meer vinden, hoewel die nota bene nog gewoon los was! Ik wilde ‘m echter wel kwijt, zodat ik de deur maar helemaal ontgrendelde en open zwaaide. Nog steeds luid brullend joeg ik hem naar buiten. Hij wist niet hoe snel hij zich uit de voeten moest maken.

112 bellen? Voor zo’n miezerige sloeber? Dacht het niet. Mijn god, wat een enorme chaos over de vloer. De vuilnisbak lag overhoop en er lag overal troep. En stinken! Ik zag een nat spoor in de bende; van angst had ie blijkbaar zijn urine laten lopen! Ik begon de rotzooi op te ruimen en dweilde de pis op. Daarna maakte ik een beker warme melk met honing klaar, in de hoop de slaap weer wat beter te kunnen vatten.

Toen ik even later boven kwam keek vrouwlief me vragend aan van wat ik beneden wel niet allemaal had uitgespookt. “Die zien we voorlopig niet meer terug”, antwoordde ik haar verbeten. “En mocht ie het hart hebben? Dan grijp ik ‘m bij z’n kladden en castreer ‘m subiet. Knoop de ballen om z’n nek met een dikke nota erbij voor zijn baas. Nachtconsult, castratie en een ruime verwijderingsbijdrage voor de kattenpis. Dát zal ‘m heugen!”

“We kunnen toch ook gewoon een kattenluikje aanschaffen dat werkt op de chip van onze eigen poes?”, prevelde mijn echtgenote na een poosje. “Tja, dat zou ook kunnen…” Ik draaide me om en trok het dekbed over me heen.

“Wat ben je schor?”, vroeg mijn vrouw de volgende ochtend. Dat was dus nog van vannacht… Maar de insluiper hebben we nooit weer gezien, noch gehoord!

Aicha de tekening 1‘Onze held zonder sokken…’ (tekening: Linda Colijn)

September 2014