Overerven

Menno WiersmaCOLUMNS

Het is al weer een paar jaar geleden dat ik op een hete midzomerdag werd geroepen bij een koekalverij. Een vaars was bezig te verwerpen. Het kalfje was al dood en er was bar weinig ruimte in de geboorteweg. Niet bepaald een fris klusje in de hitte van die bewuste dag. Ik draag altijd lange plastic handschoenen in dergelijke situaties om mezelf te beschermen. De boer hield de staart van het dier vast en we stonden nog in de ligboxstal toen Klaas binnen kwam. Klaas is het oudste zoontje van de boer en zeker niet op zijn mondje gevallen. Hij stelde zichzelf aan mij voor met de mededeling dat ie de snelste van de klas was. Dat verwonderde me geenszins want zijn vader kan ook bijzonder hard lopen. Zoiets is vaak erfelijk. Ik ben altijd in voor een grapje en begon Klaas wat uit te lokken. Dit tot vermaak van zijn vader. Het moederdier had echter mijn aandacht meer dan nodig, ook al was haar kalfje dood. Ik besloot de actie buiten voort te zetten in de wei naast de boerderij. Dan konden we het dier in het gras neerleggen en onszelf bovendien ook wat schoner neervlijen. Ik vreesde dat de handschoenen niet afdoende zouden zijn om het droog te houden en trok mijn shirt uit. Klaas bekeek mij en begon een raar verhaal over ‘tietjes’. Zijn vader vermaande hem echter onmiddellijk.

We gingen gezamenlijk naar buiten toe. Met een lang touw snoerden we de vaars neer op haar rechter zij in het lange gras en met flink wat glijmiddel begon ik de schede op te rekken. Vervolgens heb ik verlostouwtjes aangelegd aan de voorpootjes van het dode kalf en langzaam begon ik met de boer hangend aan de verlosstokjes de zaak wat op spanning te brengen. Samen lagen we languit achter de vaars en het zweet gutste van ons gezicht. Klaas had even zijn mond gehouden maar begon het probleem van deze situatie in te zien. Hij besefte tevens dat het kalfje niet meer leefde en vroeg waarom het dood was gegaan. Met een rood aangelopen gezicht van de inspanning begon ik uit te leggen dat de vaars eigenlijk nog niet uitgerekend was. Toen werd Klaas zowaar kwaad. Wat we wel niet dachten om dat kalf eruit te trekken! We moesten meteen stoppen en het laten zitten, zo concludeerde hij. Ik kon praten als brugman, ik kreeg het Klaas niet aan zijn verstand dat het echt niet anders kon. Hij maakte rechtsomkeert naar de boerderij. In draf, zoals hij gewoon is.

Met veel moeite werd het moederdier verlost. De boer en ik waren doornat van het zweet en ook de vaars was volledig uitgeteld. Ze deed zich tegoed aan een paar emmers water die we haar brachten. Vervolgens zelf een beetje opgefrist onder de koude kraan, lekker! Ik verstrekte de boer wat medicijnen om de koe na te behandelen en trok nog een bloedmonster voor de gezondheidsdienst voor dieren. Ik verzamelde mijn attributen en wilde weer vertrekken. Ik zag Klaas op het erf op z’n skelter gaan. Hij was druk bezig z’n zusje te sarren en die schreeuwde moord en brand. Zulk gedrag kon ik niet thuisbrengen bij de vader van Klaas. Deze innemende persoonlijkheid is zo gemakkelijk in de omgang en zal nog geen vlieg kwaad doen. Nu had ik ooit gehoord dat de grootvader van Klaas vroeger nog wel eens wat lastig placht te zijn. Volgens mijn schoonvader overerven alle slechte eigenschappen door een generatie over te slaan. En de vrouwelijke lijn laten we nu dan voor het gemak even helemaal buiten beschouwing.

Juni 2007

Dit verhaal is ook in het Fries verschenen en heet dan ‘Neiskaaie’.