Schrale troost

Menno WiersmaCOLUMNS

J.A., de grote Troostbieder, is niet meer. Dat haar een lijdensweg werd bespaard, is voor het hele gezin niet meer dan een schrale troost.

Vanaf het begin is J.A. altijd een aparte poes geweest. Ze kwam op het pad van haar familie en hoorde er thuis. Ze had haar streken, verlinkte zichzelf als ze weer eens ondeugend was, maar kwam er ook altijd weer mee weg, omdat ze sjans had.

Immer in voor een liefkozing of een spelletje. Maar haar allergrootste verdienste was dat ze de beide jongste junioren uit het gezin fantastisch kon troosten. Als er iets was voorgevallen of als er een kleine depressie op de loer lag: ze was er voor de boys. Geknield voor haar mandje, haar stoel of haar kleed op de rugleuning van de driezitsbank werd hen altijd een luisterend oor geboden onder het genot van geknuffel. Ook leende ze zich voor wandelingen door de tuin, lekker op de arm, of hangend over een schouder. Zo zorgde ze ervoor dat opstandigheid plaats maakte voor bezinning, verdriet werd verdrongen door berusting en dat vervolgens altijd de lucht weer opklaarde. En als ze eens echt had kunnen praten! De geheimen die haar toevertrouwd zijn in de loop der kinder- respectievelijk puberjaren moeten talrijk zijn. Maar ik weet ook zeker dat áls ze die had kunnen doormauwen, ze dat in haar halfoosterse wijsheid wel had gelaten. Zo was het karaktertje van de bastaard Siamees.

Het begon met zo nu en dan een hoestbuitje. Ik kon niets ontdekken en verder was ze zo fit als een hoentje. Totdat ze op een dag plotseling lag te kermen van pijn en benauwdheid. Vanaf dat moment was het helemaal mis met haar. Ze at niet meer, ging niet meer op tournee door de tuin en kreeg al heel gauw een vreselijk schraal koppie.

J.A. medicatie toedienen is altijd een crime geweest. Zelfs een vlooienpipetje deed ze al moeilijk over, laat staan een spuit. Dan liet ze zich de hele dag niet meer zien. Haar laatste levensweek werd getekend door kratsen op mijn handen en zelfs een hele dag zoek zijn in al haar ellende. Uiteindelijk werd ze gevonden op een favoriete stek in het zonnetje achter het hok bij de buren.

Verzwakt als ze daarna was, liet ze zelfs toe dat er röntgenfoto’s konden worden gemaakt. Die waren niet eenduidig in een diagnose, maar hoop op verbetering gaven ze ook bepaald niet.

Vanaf het moment dat ik als dierenarts de hoop opgaf en moest toegeven dat ik haar niet beter zou kunnen maken, hadden de beide junioren het vreselijk te kwaad. Tranen met tuiten, zelfs J.A. kon geen troost meer bieden. Ondertussen verzwakte zij zienderogen; een lijdensweg lag op de loer.

Op maandagavond na het spreekuur was het zover, zo hadden we afgesproken met elkaar. Er werden twee afscheidsrondes door de tuin gemaakt, leunend op hangende schouders en onder betraande gezichten met rode ogen. Daarna werd ze neergevleid in haar mandje te midden van het hele gezin. Laatste knuffels werden spinnend aanvaard en spinnend aanvaardde ze haar laatste prik. De eerste in heel haar negenjarig leventje waar ze geen weerstand aan bood. Binnen een minuut vloeide het leven uit haar lijfje.

Het niet verstoren van het begrafenisritueel en het bewaren van haar poezenintegriteit wedijverden niet eens met mijn nieuwsgierigheid om nog even te kijken wat er zich in haar borstkasje afspeelde. Niemand wilde dat laatste overigens. Maar bang om met een medische blunder geconfronteerd te worden was ik evenmin. En zo nam ze de oorzakelijke factor van haar kwaal als geheim mee in haar grafje, evenals al die andere geheimen die de grote Troostbieder ooit door de jeugd zijn toevertrouwd. Herinneringen en schrale troost resteren. Zelfs haar naam was mooi: Jilles’ Annie, ons eigenste eigenzinnige pikzwarte halfbloedje…

Jilles’Annie vond het heerlijk om in de grote hondenmand te liggen…

Juni 2009