Mentaliteit

Menno WiersmaCOLUMNS

“We gaan aanstaand weekend naar Frankrijk.” “Leuk!”, reageer ik. “Jaa, en de hond gaat mee!” “Juist, ja…” Ik blader meteen in het dierenpaspoortje en zie dat de kwispelende viervoeter voor mij nog niet tegen hondsdolheid is ingeënt. “Dat zal niet lukken”, merk ik zuinigjes op. Want dat moet minstens 3 weken voor vertrek. Dat staat in alle folders en ook in de ‘bistedokters’ is het meermalen aan bod geweest, zo memoreer ik. “Kunt u die datum niet een beetje aanpassen? Papier is gewillig, toch?”

Afgezien van het feit dat ik een broertje dood heb aan valsheid in geschrifte; als je dat al zou doen, stuur je ook nog eens een dier onbeschermd de grens over. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Kortom, ik maak dan duidelijk dat zoiets echt niet gaat en dat het beter is een oppas voor de hond te zoeken. “We zullen dus een andere praktijk moeten opzoeken?” In de hoop dat die andere collega de rug ook recht houdt, maak ik de enige juiste afweging tussen het nare dilemma van chantage en falsificatie. Uiteindelijk geef ik de hond toch zijn rabiësvaccinatie en vul de correcte datum in, opdat het dier voor een eventuele volgende vakantie wel op tijd gereed is. Of er daarna in het paspoortje geknoeid gaat worden of dat men de gok neemt dat de douane toch nooit meer aanhoudt; wie weet.

De maatschappij verandert, verhardt. Mensen worden steeds mondiger en proberen uit hoever ze kunnen gaan. Het lijkt er ook vaker minder toe te doen om er een correcte communicatie op na te houden. Ik merk dat bijvoorbeeld bij doorsturen. Dat gebeurt zeer geregeld. Immers, wij hebben in Grou een praktijk met eerste hulp. Vergelijk ons met een huisarts. Natuurlijk, wij doen heel veel zelf, maar we zijn geen specialisten. Wekelijks worden huisdieren doorverwezen voor nader onderzoek of voor bijvoorbeeld orthopedische operaties. Net zoals bij de huisarts gaat er een verwijsbrief met onze bevindingen mee of er wordt een mail of een fax naar de specialist gestuurd. Zo is die dan op de hoogte wat er tot nu toe gedaan is en er komt, als het goed is, ook keurig een bericht terug wat het vervolgtraject is. Meestal vraag ik de eigenaar ook zelf even zijn of haar bevindingen terug te koppelen. Ik krijg namelijk het liefst een verslag van twee kanten.

Soms vernemen we helaas niets meer. Grote stilte. Ik vraag me dan af wat er aan de hand is. Dat kan van alles zijn. De klacht is plotseling over en het doorsturen werd niet meer noodzakelijk geacht. Of het kan een financiële kwestie zijn. Natuurlijk, sommige ingrepen zijn gewoon hartstikke duur. Alle begrip, maar dan moeten we een andere oplossing zien te vinden. Of: men is op eigen gelegenheid naar een andere collega gegaan. Die heeft geen doorverwijzing ontvangen en voelt zich niet geroepen onze praktijk op zijn beurt in te lichten. Het gebeurt overigens ook dat een verwijskliniek gegevens bij ons opvraagt voor, zoals ik dat noem, eigenaren die ‘zichzelf’ hebben doorgestuurd. Op zich geen probleem, maar liever doe ik zoiets in overleg. Immers: meestal weten we redelijk onze eigen beperkingen. En net zo goed als er mensen bij ons komen voor een second opinion, kan dat andersom ook zijn. Maar het valt en staat met een goede communicatie. In overleg is (bijna) alles mogelijk!

Gelukkig zijn er steevast cliënten die mij weer met beide benen op de grond doen belanden. Soms schiet ik, met name na een domper van een ontevreden klant, wel eens even door in het uitleggen wat er allemaal wel niet mogelijk is in de hedendaagse veterinaire medische wetenschap. Enige relativering is dan niet misplaatst. Zoals bijvoorbeeld de baas die tegen mij zei: “Wiersma, we hawwe it hjir wol oer in hûn, hear…”

April 2011